templ 7 banner

Tussenliggende jaren
In de jaren tussen 1932 en 1950 gebeuren er geen ingrijpende zaken. Er is een rapport van mr. A. Bouman uit 1939. Hij roemt de “buitengewone artistieke kwaliteiten”, maar alles is in “een ergerlijke staat van verwaarlozing”. Hij doet voorstellen tot herstel, waarbij ook sprake is van het wegnemen van de “langzame voorspraak”. Maar het komt er niet van.

Voor erger wordt het orgel gespaard! Aan het eind van de 40-er jaren komt een onzalig plan van de firma Spanjaard ter sprake. Die wil een compleet nieuw binnenwerk bouwen met gebruik van een oud register als aandenken aan het oude orgel. In de huidige tijd onvoorstelbaar. Wat een geluk dat dit plan niet tot uitvoering komt!
In 1948 heeft de Kerkvoogdij een aantal gesprekken met de orgeladviseurs Erné en Legène van de landelijke Orgelcommissie van de Nederlands Hervormde Kerk voor een nader advies.

Restauratie door Mense Ruiter
Na allerlei gedoe heeft het contact met Erné c.s. tot gevolg dat op 3 november 1950 een bestek wordt getekend met de Groningse orgelbouwer Mense Ruiter. Hij krijgt opdracht het orgel in de originele dispositie te herstellen. Onbedoeld blijkt de restauratie meer een ombouw naar de mode van de tijd; maar dat komt vooral door een restauratiepraktijk die nog in de kinderschoenen staat.
Eerst wordt de kas gerestaureerd door de fa. Jakobs-Wernar uit Leeuwarden. Begin 1951 start Mense Ruiter met de restauratie van het binnenwerk. Er is sprake van veel geharrewar over toekenning van subsidies, er is een controverse met de kasrestaurateur, kortom de restauratie wordt pas afgesloten met de officiële ingebruikname van het orgel op 20 december 1955.
Hoewel het instrument redelijk behouden blijft, hebben beide restauraties geen goed gedaan. Alle goede bedoelingen ten spijt ontstaan weer grote problemen. Veertig jaar na dato moet er weer een grote restauratie aan te pas komen.